Verwarm de oven voor op 170 graden, en vet de springvorm of taartvorm dan in met roomboter of bakspray, en bestuif hem daarna met een beetje bloem. Zorg dat de bloem overal goed verdeeld is, zodat je de taart straks makkelijk uit de vorm kunt halen.
Klop het ei los en meng dit vervolgens samen met de rest van de ingrediënten voor het deeg. Kneed goed door tot een mooi stevig deeg. Is het deeg te droog? Voeg dan nog een klein beetje boter toe. Is het deeg te plakkerig? Dan kun je wat extra zelfrijzend bakmeel toevoegen.
Verdeel het deeg in 3 gelijke delen.
Schil nu de appels en snijd ze in lange plakjes of in gelijke blokjes. Meng dit vervolgens met de suiker en de koek- en speculaaskruiden. Zet dit apart, terwijl je aan de slag gaat met het bekleden van de bakvorm.
Gebruik een deel van het deeg voor de bodem van de vorm. Verdeel het gelijkmatig en druk zachtjes aan. Gebruik het tweede deel voor de randen. Ook dit verdeel je gelijkmatig, en druk je daarna zachtjes aan. Is het deeg te plakkerig? Maak je handen dan een beetje nat, voordat je het deeg aandrukt.
Strooi daarna het paneermeel over de bodem van de beklede bakvorm. Dit zorgt ervoor dat het vocht van de appels niet in het deeg trekt en daarom sompig wordt.
Doe de appels in de vorm. Ik koos ervoor om de appels als een appelroosje in de vorm te plaatsen, maar je kunt het er ook gewoon random in de vorm doen.
Kruimel het laatste deel van het deeg over de appels en bak hem daarna in 60 minuten af in het midden van de oven. Als hij mooi goudbruin kleurt, is de taart klaar.
De taart moet iets afkoelen, voordat je hem uit de vorm haalt. Maar warm is de taart wel het allerlekkerst!